Page images
PDF
EPUB
[graphic][merged small][subsumed]
[blocks in formation]

Les oeuvres bibliographiques sont de celles à l'égard desquelles, dans l'intérêt de

tous, on se doit un mutuel appui.

F. L. HOFFMANN.

Bulletin du Biblioph. Belge, Tome XIII. p. 349.

GEDRUKT BIJ J. DE LANGE, TE DEVENTER.

VOORBERIGT.

De gunstige opname en goedkeurende beoordeelingen, die mijn werkje Het Geslacht VAN WAESBERGHE, Rotterdam, gedrukt bij de Wed. P. VAN WAESBERGE en ZOON, 1859, zoo wel binnen als buiten 's lands ten deele viel, verraste mij aangenaam. Met dankzegging erken ik dit. Ik had niet durven verwachten zoo veel belangstelling in dezen mijnen arbeid te zullen aantreffen.

Alle aankondigers merkten evenwel aan, dat eene volledigere bearbeiding van het Bibliographiesche gedeelte wenschelijk en welkom wezen zou.

[ocr errors]

Het

Dat ik mij zelven van het onvolledige van dit gedeelte van mijnen arbeid bewust was, getuigde ik op bladzijde III in het Voorberigt der vorige Uitgave, zeggende : De verschillende JAN'S, IZAäк en PIETER VAN WAESBERGHE hebben buiten twijfel veel meer voor den boekhandel gedaan dan door mij berigt werd. Van de JANSSOONS VAN WAESBERGHE had ik gewis een grooter aantal werken kunnen opsporen en opnoemen. bedrijf dezer allen was een aantal van jaren zoo aanzienlijk, dat ik mij bewust ben, bij langduriger onderzoek hen aangaande nog meerdere bladzijden te hebben kunnen vullen." Meerdere volledigheid hierin dacht ik niet ligt door mij alleen, wel door medewerking van anderen, verkrijgbaar. Door openbaarmaking van hetgeen ik verzameld had, meende ik anderen tot mededeelingen te zullen opwekken en hierdoor eene meerdere bibliographiesche volledigheid te erlangen. Te regt toch schreef de Heer F. L. HOFFMANN, in het Bulletin du Bibliophile belge de door mij als Motto aangehaalde woorden, en welk bibliograaf is er niet, die gereedelijk met hem in deze instemt?

In de eerste Uitgave trachtte ik, op dit geheel onbearbeid gebied, te geven zoo veel ik vermogt, ten einde de bedrijvigheid van dit geslacht,

[blocks in formation]

dat in 1857 zijn driehonderdjarig onafgebroken bestaan en werkzaamheid had kunnen vieren, in het licht te stellen; doorploos daartoe de Catalogi der Leidsche, Utrechtsche, Amsterdamsche, Deventersche en van vele andere, zoowel openbare als bijzondere Bibliotheken; maar wie daar ooit een oog in sloeg, zal bij het meerendeel, door het in die Catalogen onververmeld laten van Uitgevers en Drukkers, hebben kunnen ondervinden, hoe onvruchtbaar die arbeid is. De Catalogi van Utrecht en Haarlem maken ten dezen opzigte eene gunstige uitzondering. PAQUOT staat in het Register van den Deventerschen Catalogus op het woord Mémoires, en kwam mij daardoor, bij gebrek aan een eigen exemplaar, eerst onder het afdrukken der uitgave in handen. Ik maakte daarvan alstoen nog in een Bijvoegsel gebruik.

Hoe ik ARRENBERG en ABCOUDE met de vervolgen bij VAN CLEEF doorsnuffelde, getuigen de bladz. 32, 43, uitgave 1859, 190 en 216, waardoor ik het bewijs gaf, dat ik die kende. Over de waarde der beide uitgaven van dat werk zie men bij FR. MULLER, Catalogus van de Bibliotheek der Vereeniging, Amst. 1855, bl. 60.

Uit de Keuren en Ordonnantiën der Stad Rotterdam, door mij meermalen ter sprake gebragt, had ik, door alles daaruit af te schrijven, bladzijden kunnen vullen en sommige namen meer doen uitkomen, maar hechtte daaraan zoo veel waarde niet, en meende het voldoende er op gewezen te hebben. Doelmatiger scheen het mij toe rijkere bronnen, zoo ik hoopte, voor mij te openen, en bragt daartoe een bezoek aan de Koninklijke Bibliotheek te 's Hage, waar ik aanteekende, wat mij door de welwillendheid van den Bibliothecaris werd voorgelegd, aan welk bezoek mij de Heer J. L. C. JACOB, in een schrijven van 12 April 1860, nog herinnerde.

Einde Julij en aanvang Augustus 1857 deed ik eene reize naar Belgie, hoe ik aldaar eene welwillende ondersteuning vond, blijkt uit verschillende nummers in de vorige uitgave van dit werk vermeld.

Het minst gelukkig, ik moet het bekennen, slaagde ik in NoordNederland: op meerdere aanvragen aan deskundigen gerigt bekwam ik geen antwoord.

Ik gaf dan wat ik had, en mijne hope om door openbaarmaking van hetgeen ik verzameld had meer te verkrijgen, werd niet teleurgesteld. Toen eenmaal de aandacht op mijnen arbeid geslagen was, ontving ik van verschillende zijden, uit den lande en uit den vreemde, mededeelingen en titels van vele boekwerken, mij dikwerf onbekend. Eigene nasporingen daarbij gevoegd hebben zoodanig den voorraad vermeerderd, dat ik thans eene door velen verlangde uitgebreidere Bibliographie geven kan.

« PreviousContinue »