Page images
PDF
EPUB

De Prins van Oranje bezit in deze plaats eene prachtige woning in de buurt waarvan de volgende merkwaardigheid op te merken valt. Aan den ingang der straat ligt een zware, ronde steen, aan een ketting bevestigd. Men zegt, dat deze steen uit de lucht viel op het oogenblik dat Willem van Oranje werd geboren en terecht kwam in de buurt der plek, waar hij het levenslicht aanschouwde (!). Door dit wonder wilde God de ongevoeligheid zijns harten, dat harder is dan steen, aantoonen; zijne vervolging der Kerk, waarin hij door niemand overtroffen werd, heeft zulks maar al te zeer bevestigd.

Deze korte beschouwing kan voorzeker geene aanspraak maken op den naam eener volledige cultuur-historie der XVIde eeuw.

Toch bevat zij menige bijzonderheid, waarnaar men vergeefs in meer complete werken zou zoeken en die ontegenzeglijk historische waarde hebben. Wij leveren slechts losse bouwsteenen, die te gelegener plaatse dienst kunnen doen. Enkele aanteekeningen meenden wij ter verduidelijking of ter aanvulling te moeten toevoegen.

Voor wien het mocht voorkomen, dat de schrijver misbruiken met al te schrille kleuren geteekend heeft of dat vele aanmerkingen op het Limburg uit die dagen niet toepasselijk zijn en alleen voor bepaalde streken gelden, vermelden wij ten slotte eene aanhaling uit het verslag van een zeer bevoegd persoon, waarin uitsluitend Limburgsche toestanden behandeld worden. Wij bedoelen een rapport gericht aan den Stadhouder van het Overkwartier, door den vicariusgeneraal Gherinx, die na Lindanus van 1588-1596 aan het hoofd van het diocees Roermond stond. Een bijna gelijkluidend schrijven werd aan Paus Clemens VIII (1) en aan Filips gezonden.

[ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors]
[ocr errors]

De herder beklaagt zich over het zedebederf zijner kudde als volgt: Pas geboren kinderen blijven veelal weken, soms maanden ongedoopt, en enkele ontvangen dit sacrament zelfs nooit. Kraamvrouwen houden haren kerkgang niet. Zelfs op de dorpen leven velen als man en vrouw, zonder vooraf aan de geboden der kerk te hebben voldaan. Ten gevolge van dit verzuim werd menig braaf meisje onge

(1) Miraeus, Diplomatum Belgicorum nova collectio T. IV p. 475. Epistola ad Clementem VIII missa anno 1592.

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

n

[ocr errors]

lukkig gemaakt. Vele bezoeken nooit de kerk, hetgeen door hunne kinderen en dienstboden wordt nagevolgd. Andere gaan wel ter kerke maar weigeren de H. Mis bij te wonen. In plaats van de Zon- en feestdagen te vieren, houdt men zich op deze dagen bezig met zaken, handel, brood,, bakken, brouwen, vervoeren van bier met kar en wagen, het beakkeren der landerijen, zaaien, maaien, spinnen, enz. Uit dit alles maakt men zich geen gewetensbezwaar. Jongelieden, meisjes zoowel als jongens, " gaan onder de godsdienstoefeningen naar de herbergen, waar zij ge,, woonlijk tot 10 ure 's avonds samen blijven en met dansen, zingen, drinken en springen den tijd doorbrengen. Menig meisje wordt bij het ,, naar huis gaan in het verderf gestort. Oudere lieden brengen den Zondag ook meer in de herberg onder het drinken van wijn, bier en brandewijn, dan in de kerk door. Anderen houden zich onder de diensten bezig met balspel" of gaan op de markt of op het kerkhof wandelen, zonder in de kerk te komen, zoodat de pastoor geen toehoorders om zich verzameld ziet. Niet éénmaal in 't jaar wordt de pastoor geroepen om het H. Oliesel toe te dienen of in andere gevallen, wanneer het te laat is. Niet zelden worden dooden als vee, zonder ceremoniën en zonder geestelijke, begraven ".

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

Geene vermaningen konden dit kwaad verheelen, zoodat de Vicarius meende de tusschenkomst der wereldlijke macht te moeten inroepen.

Onverschilligheid, zoo niet godsdienstloosheid, met al hare onvermijdelijke en schrikbarende gevolgen, waren in de éérste helft der XVIde eeuw, tot alle klassen der maatschappij doorgedrongen. In de laatste helft dezer eeuw plukte men de wrange vruchten van het algemeen zedebederf, dat voortsproot uit het verregaande plichtverzuim, waaraan zij, die met woord en daad het volk moeten voorgaan, zich hadden schuldig gemaakt.

Scharn, 31 Dec. '91.

M. H. J. P. THOMASSEN.

CHRONIEK VAN DE HEERLIJKHEID WEERT,

GETROKKEN UIT

de stadsrekeningen, charters en andere oorspronkelijke bescheiden.

De chroniek van de heerlijkheid en der stad Weert die hier volgt, is geheel geput uit het archief der gemeente Weert en de rechterlijke archieven dier heerlijkheid.

Van gedrukte bronnen is geen gebruik gemaakt dan voor de aanteekeningen. Een chroniek is, of liever moet zijn, een bron voor de geschiedenis en daarom moet men niet daarvoor uit afgeleide beken putten; dan wordt later veel als authentiek door anderen overgenomen dat dien naam niet verdient en men dekt zich met de aanhaling bijv. chroniek van Weert uit de archieven; zulke dooreenmenging van authentiek en niet authentiek is dikwijls de oorzaak van geschiedkundige dwaling geweest, vooral als men dan uit gedrukte boeken feiten overneemt die niet voldoende gestaafd of, erger, geheel valsch zijn.

Om verder deze chroniek geheel zijn eigenaardig karakter te doen behouden, hebben wij zelfs niets overgenomen uit andere chronieken van Weert, zooals de „, kronyk van het klooster Maria-Wyngaard (1), te Weert, door zuster Maria Luyten in dl. XII, bladz. 145-220 en

(1) In » Verslag aangaande een voorloopig onderzoek in Engeland naar archivalia belangrijk voor de geschiedenis in Nederland, op last der regeering ingesteld door Dr P. J. Blok, Hoogleeraar te Groningen". 's Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1891, 8°, wordt, bladz. 22, vernield dat zich in het British Museum bevindt »Ms. 26663 Doodenlijst van het convent van Weert (1627—1813)”. — Welk klooster nu hier bedoeld is, dat der Franciscanen of der reguliere kanonikessen, weet ik niet; de reguliere kanoniken waren in 1627 nog niet te Weert. Dergelijke doodenlijsten bevatten dikwijls bizonderheden die niet slechts voor de geschiedenis van het convent maar ook voor de plaats waar zich dit bevond, van waarde zijn.

de chroniek der stad Weert van 1784 tot 1852 geschreven door den ooggetuige Lambertus Goofers" in dl. XXV van dit tijdschrift, p. 365-410; noch heb ik getracht de feiten van onze chroniek met die der twee andere, waar oogenschijnlijk of in waarheid verschil bestond, in verband te brengen, of die van onze chroniek uit de twee andere toe te lichten; slechts op een paar plaatsen hebben wij op verschil gewezen. Een ander zij de taak overgelaten uit al die chronieken een geschiedenis samen te stellen, doch dan liefst niet in chroniekvorm. Maar dan dienen meer bronnen te worden benuttigd en wel voornamelijk de stadsrekeningen, die met 1436 (1) reeds aanvangen, van het begin tot het eind en de privilegie-boeken, de boeken der gilden, der resolutiën van den magistraat (1740-1796) de ordonnantie-boeken, de boeken der armenstichtingen enz. enz., waartoe ons de tijd en de gelegenheid heeft ontbroken.

[ocr errors]

Wij raadpleegden slechts: 1o de charters van de gemeente-archie ven en rechterlijke archieven, 2° eene portefeuille van het stadsarchief, waarin door mij werd bijeenverzameld wat tijdens het schiften der rechterlijke van de gemeente-archieven in de maand Mei en Juni 1891 ten raadhuize te Weert opmerkelijk voorkwam bij welke gelegenheid tevens een korte inventaris met inhoudsopgave der charters en der stukken in voornoemde portefeuille werd vervaardigd - 3° ook enkele afzonderlijke rechterlijke bescheiden toen door mij in regest meêgedeeld in den inventaris. 4° Slechts,, currente calamo" of liever „, stylo plumbeo" mocht ik enkele oogenblikken benuttigen om hier en daar uit de stads rekeningen een en ander aan te stippen; dit geldt slechts voor de jaren 1501 (alleen de eerste steenlegging der kerk) Allerheiligen 1510 - Allerh. 1511, - Allerh. 1555 - Allerh. 1556, idem 1556-1557, 1571-1572, 1573-1574, 1574-1575, 1585-1586, 1586-1587. Men houde in het oog dat het rekeningjaar te Weert van Allerheiligen tot Allerheiligen liep.

Dit alles tot, Würdigung", zou de Duitscher zeggen, van mijn chroniek.

Wat nu volgt strekke tot toelichting:

Het is bijna onmogelijk om geregeld den draad te volgen van deze chroniek zonder te weten wie achtereenvolgens het bestuur over

(1) Sinds 1488 volgen zij vrij geregeld.

Weert in handen hadden; vooral sinds 1568 wordt de opvolging zeer verward en is zeer weinig bekend, daarom plaatsen wij hier een klein overzicht van de heeren. (Tot Philips de Montmorency volgen wij Goethals' Histoire Généalogique de la maison de Horne en Stokvis). 1. Willem I? (1) heer en graaf van Horne, heer van Weert, Nederweert, Wessem, enz. † circa 1240, gehuwd met Margaretha van Altena enz. 2. Willem II, graaf van Horne, heer van Altena, Weert enz. † 1254, zoon van Willem I.

3. Willem III, heer enz. gesneuveld in den slag van Zierikzee 1304, zoon van Willem II.

4. Gerard I, heer enz. † 3 Mei 1333, 2de zoon van den voorgaande. 5. Willem IV, heer enz. † 1343, zoon van Gerard I.

6. Gerard II, zoon van Willem IV, graaf van Horne, heer enz. en van Hees en Leenden, 1345, 26 Sept. gesneuveld te Stavoren.

7. Willem V, graaf van Horne, heer van Altena, Weert, Nederweert en Wessem, † 1358, broeder van Gerard II.

8. Willem VI, zoon van den voorgaande, heer enz., † 25 Oct. 1415 in den slag van Azincourt.

9. Willem VII. heer enz. † 23 Juli 1433, zoon van Willem VI.

10. Jacob I, heer enz. en graaf van het Heilig Roomsche Rijk (bij

brief van 1450) † 3 Mei 1488, zoon van Willem VII.

11. Jacob II, heer enz., † 8 Oct. 1530, zoon van Jacob I.

12. Jacob III, heer enz., † 15 Oct. 1531, zoon van Jacob II. 13. Jan I, heer enz., † in 1540, broeder van Jacob III.

14. Philips van Montmorency, zoon van Joseph graaf van Nivelle en Anna, dochter van Floris van Egmond. Anna hertrouwde na Joseph's dood met Jan I van Horne. Philips werd gelijk bekend is 5 Juni 1568 te Brussel onthoofd (2).

15. Op Philips volgde Herman van Nieuenaer, broeder van Walburgis, de vrouw van den voornoemden Philips de Montmorency. Hij verhief de heerlijkheden Weert, Nederweert en Wessem in 1576 en overleed 4 December 1578.

(1) Over de heeren vóór hem heerscht slechts twijfel.

(2) Nivelle is Nevele, een dorp in Vlaanderen. Als zonderling stippen wij hier aan dat de Belgische regeering voor een twintig jaren te Nivelles, eene stad in Henegouwen, een standbeeld van Philips de Montmorency met zijn familiewapen plaatste in den gevel van eene nieuwe school, zeker om de kinderen te leeren hoe men in onzen tijd de geschiedenis vervalscht,

« PreviousContinue »