Hoe de heerlijkheden eerst aan Herman van Nieuenaer, en niet rechtstreeks aan zijne zuster zijn gekomen gelijk dikwijls beweerd wordt, zullen wij in 't kort zien: Eenige geschiedschrijvers, wien het testament van Philips en zijne huwelijksvoorwaarden onbekend waren, vertellen heel eenvoudig dat hij ze aan zijne vrouw naliet. Niets is minder waar, daar had hij niet het recht toe en heel toevallig als 't ware, bij gemis van nadere erfgenamen kwamen deze heerlijkheden later aan gemelde gravin. Men zal hier achter zien uit het testament zelf, dat de hier bestreden bewering geheel onwaar is: Philips vermaakte in 1568, 4 Juli, al zijne bezittingen aan Floris zijn broeder, die Oct. 1570 ter dood werd gebracht in Spanje. Jan I, de laatste graaf van Horne die van 1531 tot 1541 regeerde, Philips' stiefvader, heeft echter het geval in zijn testament voorzien dat Philips en Floris kinderloos zouden overlijden en bepaalt, met name omtrent de heerlijkheden Weert, Nederweert en Wessem, dat zij zouden in bezit overgaan gelijk bij de huwelijksvoorwaarden tusschen Philips van Montmorency en Walburgis van Nieuenaer was bepaald. In het eigenlijk huwelijkscontract, na Jan's dood gesloten, staat letterlijk: Dat in gevalle de voorseyde heer Philips en heer Floris syn broeder sonder eenige wettige geboorten te hebben van heuren huysvrouwen te laeten, dat alsdan 't graefschap van Hoorne, stadt ende heerlicheyt van Weert, dorpen van Boucholt ende Bruegel, met allen heuren toebehoorten, den huyse van Nieunaer vervallen en succederen sullen". Dit contract werd 22 Jan. 1546 geteekend in tegenwoordigheid van Anna van Egmond, weduwe van Jan van Horne en Willem van Nieuenaer, vader van Walburgis enz. De antinuptiale conventies van 26 November 1540 tusschen Jan van Horne zelf met zijne vrouw Anna van Egmont van de eene zijde en Willem van Nieuwenaer, Walburgis vader, van de andere zijde voornoemd, waren natuurlijk eensluitend. Graaf Jan I werd tot deze schenking waarschijnlijk hierdoor bewogen, dat de familie van Meurs Nieuenaer zware hypotheken op de heerlijkheden had, die nooit waren afgelost. Deze waren ten voordeele van Vincentius van Meurs, broeder van Joanna, de vrouw van Jacob I van Horne aangegaan. Ook Philips spreekt er van in zijn testament; daarbij was de familie van Meurs-Nieuenaer nauw verwant aan de Horne; immers een Johanna van Meurs was gehuwd met Jacob I. Deze Johanna was de tante van Frederik van Meurs (zoon haars broeders Vincent), den overgrootvader van Herman en Walburgis. Daarbij was hun grootvader Willem in 1487 gehuwd met Walburgis (geb. 1468) dochter van Coenraad, graaf van Manderscheidt en Sleyden en Walburgis van Horne, dochter van Jacob I graaf van Horne. Deze Jacob I was dus de oudovergrootvader van Herman en Walburgis en zijn dochter Walburgis van Horne, hun overgrootmoeder ". De mannen gingen in de voorschreven heerlijkheden, als zijnde mannelijke leenen voor de vrouwen, dus ging Herman voor zijne zuster Walburgis. Dat Herman bepaald als erfgenaam voor zijn persoon en niet namens zijne zuster als leen verheffer en bestuurder der voornoemde heerlijkheden optrad, blijkt wel uit de deductie van Charles Louis Antoine d'Alsace tegen Ulrich comte de Frézin, hierna nader beschreven, waar dit, op bldz. 100, uitdrukkelijk gezegd wordt. Deze deductie zal wel uit authentieke bescheiden geput zijn, die thans niet alle meer voorhanden zijn. In 1577 werden de leenen van Weert, Nederweert en Wessem verheven door Joris van Horne, heer van Houtkerck, gehuwd met Eleonora van Egmond, 4° kind van Lamoraal (15 Juni 1568 te Brussel onthoofd). Nog in 1577 en opnieuw in 1578 werden de heerlijkheden verheven door Eleonora van Montmorency, zwagerin van Walburgis van Nieuenaer (de zuster van haar man Philips), weduwe van graaf Antonius Lalaing van Hoogstraten. Met deze beide partijen moest men namelijk procedeeren over deze heerlijkheden, maar nòch Eleonora van Montmorency, nòch Joris van Horne Houtkercke hebben ooit feitelijk de voornoemde heerlijkheden bezeten, ondanks hun leenverheffing. Na den dood van Herman van Nieuenaer in 1578, volgde: 16. Walburgis, zijne zuster en de weduwe van Philips de Montmorency die te Brussel onthoofd werd. Zij huwde in 2en echt met haar achterneef Adolf van Nieuenaer en overleed 21 Mei 1600 te Utrecht. Walburgis vermaakte de heerlijkheden, onder voorwaarde dat de hervormde religie er zou gehandhaafd worden, aan haar neef: 17. George Everard van Solms-Lich, kapitein-generaal in dienst der Vereenigde Nederlanden, gouverneur van Hulst en † 2 Febr. 1602 tẹ Arensbergh. Na diens dood kwam de heerlijkheid aan zijne vrouw: 18. Sabina van Egmond, 10 kind van Lamoraal, overleden in 1614. Zij verhief de heerlijkheid eerst in 1612, nadat 17 Nov. 1610 door de Aartshertogen Albert en Isabella opheffing was verleend van de confiscatie van Weert, Nederweert en Wessem ten voordeele van Philips II als hertog van Gelre, ten gevolge der ter dood veroordeeling van Philips de Montmorency wegens rebellie en felonie tegen dezen zijn leenheer enz., in welk geval de ter dood veroordeeling de confiscatie altijd na zich sleepte. Deze opheffing werd verleend in gevolge van het vredestractaat van 9 April 1609 te Antwerpen gesloten en eene latere verklaring over dit tractaat van den 7 Jan. 1610, tusschen de Aartshertogen en de Staten-Generaal. Bij het tractaat van 1609, 9 April was namelijk bepaald dat al de confiscatiën veroorzaakt door de vorige troebelen van weerszijden zouden ophouden. Deze opheffing door de Aartshertogen is verre van algemeen bekend te zijn. Ik vind ze p. 145 van de nader aan te halen deductie van Charles Louis d'Alsace en zonder deze is niet te verklaren, hoe ondanks de confiscatie des Konings van Spanje, de opvolgers van Philips de Montmorency in het feitelijk bezit bleven der heerlijkheden, al hebben tot in 1648, de koninklijke fiscalen te Roermond hun dit bezit lastig gemaakt. Op Sabina volgde haar broeder: 19. Karel van Egmond, prins van Gaveren, 3° kind van Lamoraal van Egmond. Deze erfde de heerlijkheden Weert, Nederweert en Wessem van zijne zuster Sabina. Hij had voor deze heerlijkheden een mededinger in Philips den oude, graaf van Solms (1), die 1615, 13 October deze in leen verhief. De bezwaren werden met Karel's dood, die 1620, 18 Januari plaats had, niet geeindigd. Hij werd in 1620 opgevolgd door zijn schoonzoon: 20. Alexandre de Ligne, genaamd Croy, prins van Chimay geb. 1590, kind van Karel, prins van Arenberg, die door zijne vrouw, Anna van Croy, hertog van Aerschot was. Het schijnt echter dat Alexander's vrouw, Magdalena van Egmond feitelijk de drie heerlijkheden bestuurde en zeker trad zij na zijn dood 16 Aug. 1629 (hij sneuvelde voor Wesel) als bestuurster op. Alex. had 15 Feb. 1620 leenhulde gedaan. (1) De jongste broeder van George Eberhard heette Philips (geb. 1569, 14 Juli† 1631). Ik gis dat deze hier is bedoeld. 21. Magdalena van Egmond. Zij had processen te voeren met den graaf van Horne-Houtkerk, den graaf van Solre (zie de deductie reeds aangehaald p. 54), den hertog Charles Philippe de Croy de Havré, die 16 Jan. 1637 de heerlijkh. te leen verhief wellicht ook met Jean Adolphe, heer van Milendonck (1) en president der rekenkamer te Spiers, die 1 Oct. 1638 mede de heerlijkheden liet verheffen. Aan deze processen kwam in 1649 een einde, toen het hof te Roermond Magdalena in het gelijk stelde tegen al de andere partijen en ook tegen de koninklijke fiscalen te Roermond, die nog altijd ondanks de opheffing van de confiscatie van 1610 het haar lastig maakte. 1 Juli 1630 had zij de heerl. in leen verheven. Reeds vóór haar dood, 7 Nov. 1663, werd zij opgevolgd door haar kleinzoon: 22. Ernest Alexander Dominique d'Arberg de Croy Chimay, zoon van Philippe d'Arberg († Jan. 1675), Magdalena's tweeden zoon, en van Théodore Maximilienne Jossène de Gavre comtesse de Frésin. Hij had den 6 Juli 1663 de heerlijkheid te leen verheven. Hij stierf in Juni 1686 als onderkoning van Navarra te Pampeluna, na aldaar den 6en dier maand zijn testament te hebben gemaakt (2). Op dezen volgt: 23. Philippe Louis Antoine de Hennin Liétard † 25 Maart 1688, die 28 Sept. 1686 zijn leenhulde deed, zoon van Eugène de Hennin Liétard, graaf van Boussu († 1658) en Anna Catharine d'Arberg, geboren in 1616, zuster van Philippe d'Arberg, den vader van Ernest Dominique. Phil. Louis Ant. huwde Anne Louise Verreycken, dochter van den vrijheer Karel van Impden. Op hem volgde zijn zoon: 24. Charles Louis Antoine d'Alsace comte de Boussu† 12 Sept. 1716 oud 33 jaar. Hij deed 24 Nov. 1688 zijn leenhulde. Hij had een erfstrijd met Ulrich, comte de Frézin d'Arberg, als gehuwd met Cecilia Isabella Gonzaga, wier moeder Isabelle, die gehuwd was met den markies van Gonzaga, mede een zuster was van Philippe (1) Jan Adolf van Milendonck, zoon van Herman Dietrich, heer van Ghoir, Meyel enz. en van Franciscus van Ghoir. Deze Herman Dietrich was wederom de zoon van Gothard en Maria van Brederode, dochter van Walram en Anna van Nieuenaer. Walburgis van Nieuenaer, vrouw van Philips van Montmorency, graaf van Horne, die aan Herman Dietrich van Milendonck voornoemd de Maastol, genaamd de Brabantsche landtol, naliet, was volstrekt dus geen tante van dezen Herman Dietrich, gelijk S. von Oidtman in Die Herren von Milendonck aus dem Geslechte von Mirlaer (Zeitschrift des Aachener Geschichtsvereins dl. XI p. 26) zegt, maar was de dochter van Willem, den broeder van Herman's grootmoeder Anna van Nieuenaer. (2) Zie de chroniek, voornoemd. Dit proces duurde, blijkens de voornoemde deductie, nog 12 Juni 1715 (zie pag. 178). Hij was gehuwd met Diana Mancini, d. van hert. Philips de Nevers. Reeds tijdens zijne minderjarigheid voerde zijne moeder als voogdes namens hem, een proces met de graven van Arberg en Moucron. Op hem volgde zijn broeder: 25. Alexander Gabriel Joseph (1) de Hennin Liétard, comte de Boussu, prince de Chimay† 1748, gehuwd met Gabrielle Françoise de Beauveau Craon. Ook Alexander gelijk men uit de chroniek zal zien, had proces te voeren met den voorn. graaf van Arberg, die voor zich als erfgenaam van Ernest Dominique een negende deel der leenen Weert, Nederweert en Wessem begeerde. 26. Philippe Gabriel Marie Joseph, zoon van den voorgaanden Alexander Gabriel. Hij stierf kinderloos en was de laatste heer, want in 1795 werden de heerlijkheden in België door de Franschen afgeschaft. Zijne zuster Marie Anne Gabrielle Josèphe Françoise Xavier († 1806), huwde met Victor Maurice de Ricquet, († 24 Jan. 1807) comte de Caraman, tweeden zoon van Victor Pierre François. Hun zoon François Joseph Philippe, geb. 21 Nov. 1771, † 2 Maart 1843 en bij contract van 3 Aug. 1801 gehuwd met Maria Jeanne Ignace Thérèse de Cabarrus, geb. 3 Juli 1773 te Saragossa, † 15 Jan. 1835, erfde van zijn oom Philippe Gabriel voornoemd de heerlijkheid Chimay. De bronnen waaraan ik deze bizonderheden en van de bijlage no II, de genealogie Horne-Nieuenaer, heb ontleend zijn: J. M. WOLTERS, Notice historique sur l'ancien comté de Horne et sur les anciennes seigneuries de Weert, Wessem, Ghoor et Kessenich. Gand, P. et E. Gyselynck, 1851, p. 107-112. FR. GOETHALS, Histoire généalogique de la maison de Horne, Polack-Duvivier 1845, 43-184. (1) Aldus teekent hij zelf in de oorspronkelijke acten welke deze chroniek vermeldt, ook bij Goethals, Dictionnaire généalogique, deel III, Se geneal. tafel van het geslacht Horne komt hij aldus voor. In deel IV van ditzelfde werk, geslacht Riquet, het hij echter Thomas Gabriel Joseph en bij de Poplimont La Belgique héraldique IX, p. 182 (geslacht Riquet) Thomas Gabriel. Wellicht was zijn volle naam Alexander Thomas Gabriel Joseph. |