derbanken van Geystingen, Beegden) Over- en Nederweert, de dingbanken Heythuizen, Roggel, Buggenum en Neer, kwijtscheldt eene erfrente van 21 overlandsche Rijnsche keurvorsten gulden. Orig. chart. op perk. met zegels der schepenen. 1485, 3 November. Robert de la Marck, oudste zoon te Esdin (1) verzoent zich met de burgers van Over on Nederweert, in bijwezen van hem en zijne ritmeesters Gerard van Werder, Goedart van Metternich, Dries van Balle, ritmeester te Stockhem, Heer Johan van Neufchatel, heer van Sint Lambrecht, Daem (Adam) van Meroide, Wilhelm van Burtscheidt, die den zoenbrief ondertekenen. Orig. chart. op perk. De zegels der twee laatste onderteekenaars zijn bewaard. 1486, Maandag na Paulus bekeering, 30 Jan. Otto Schenck, als ritmeester en vele hoplieden en ruiters te Maeseyck gelegen, van wege graaf Jacob II van Horne, verklaren, dat zij in tegenwoordigheid van den graaf van Horne voornoemd, overeengekomen waren met de ingezetenen van het land van Horne, te weten Over- en Nederweert, (2) dat deze laatsten hun voor soldij en schade van paarden geven zullen 2000 Rijnsche gulden en dat zij hen dan niet verder zouden aanmanen wegens soldij, die zij hun verschuldigd waren tijdens den laatsten oorlog tusschen den graaf van Horne en Robrecht van der Marck. Orig. chart. op perk. Met zegels van Frederik van Obbendorf, heer te Schinnen en Hendrik van Nunhem. 1486, 24 Maart. Voor schepenen van Heythuizen en Roggel, verbinden zich burgemeesters, schepenen en ingezetenen van Weert en Nederweert aan Johan Vynck, Aerts' zoon te betalen eene jaarrente van 46 Rijnsche gulden en nog eene van 18 Rijnsche gulden. Schepenen van Roggel en Heythuizen, verklaren dat deze renten hun alleen betreffen en die van Weert en Overweert slechts borg zijn gebleven. Orig. chart. op perk. Zegel van Heythuizen. (1) De oom van dezen, genaamd Willem v. d. M.. vijand van het huis van Horne en hoofd der tegenstanders van Jan I van Horne, bisschop van Luik, verwekte groote onlusten in het prinsdom; ook het land van Horne, Weert, Nederweert en Wessem dat o. a. door Guy de Canne gebrandschat, moest in den oorlog deelen. (2) Ten onrechte werden Weert en Nederweert dikwijls bij het land van Horne gereekend gelijk in dit charter. 1486, 3° dag na Sint Joris, 24 April. Burgemeesters, schepenen enz. van Weert, Nederweert, Wessem, Haelen en Heythuizen, verklaren dat zij verschuldigd zijn eene jaarrente van vijftien Rijnsche gulden aan Stynen Clusen, burgeres te Venlo (1). Charter op perk. Zegels verloren. 1486, 24 Juni. Burgemeesters en schepenen van Buiten-Wessem, schepenen enz. van Horne en Buggenum, schepenen enz. van Beegden, verklaren dat er twist was ontstaan tusschen hen en de ingezetenen van Overweert en Nederweert wegens de brandschatting die aan Guy van Canne te Thorn beloofd was, waarvan die van Weert en Nederweert op bevel van Graaf Jacob II van Horne en zijn vader de drie eerste termijnen van 7500 Rijnsche gulden betaald hadden en het geld te 's Hertogenbosch, Roermond en Venlo met groote schade hadden geworven en opgebracht. In deze twist was uitspraak gedaan door's graven vader, door Frederik van Obbendorf, heer te Schinnen, en Hendrik Kellener, zoodat eerstgenoemde partij aan die van Weert en Nederweert 500 Rijnsche gulden zoude betalen binnen twee maanden of tot Paschen wachten en de jaarrente betalen op boete van 100 Rozenobels, welke boete half voor den heer en half voor den klager zou zijn. Bleef men in gebreke, dan mochten die van Weert en Nederweert te Roermond of Weert in ein eirbaren" herberg twee schepenen van Horne en Buggenum en twee van Buiten-Wessem in gijzeling zetten. Orig. chart. op perk. Zegels der banken Binnen-Wessem en Beegden. " 1488, op Sinte Margareta, 13 Juli. Robrecht van der Marcken, heer te Esdin, Chimay (2) enz. verklaart dat de onderzaten van het land van Horne en Weert,,, in der veheden" (veten) ten tijde des edelen und wahle gebornen Herrn Wilhelms van der Marcken" zaliger gedachtenis, zijn oom, aan heer Gyse van Canne zaliger, ettelijke sommen gelds wegens brandschatting te betalen schuldig gebleven waren, maar dat er wegens de restanten een vergelijk is getroffen. Orig. chart. op perk. Zegel der stad Luik. Met een transfix, waarin een verzuim in den brief wordt hersteld, de dato 1488, Zaterdag na Sinte Margareta. Op perk. met zegel van den graaf. (1) Wij deelen hier het herhaald opnemen van geld mede om te doen zien hoe Weert en de hier verder opgenoemde gemeenten zich in schuld moesten steken gedurende die oorlogen, om vrij te zijn van brandschatting, en vooral ter wille van hun landheer. (2) Zijn vrouw was Cath. dochter van Philips graaf van Croy en Chimay. 1489. St. Remigiusdag, 1 Oct. Burgemeesters enz. van Weert en Nederweert verkoopen ten behoeve der voornoemde gemeenten aan het convent van O. L. Vrouw, buiten Hinsberg 22 enkele goudguldens en 5 stuiver Brab. jaarl. erfrente. (Charter in het Gem. archief). 1490, Maandag na Sint Gereon, 11 Oct. Johan van Horne, bisschop van Luik, bekent dat de gemeenten Weert en Nederweert zich op dien dag verbonden hebben bij Willem, graaf van Meurs, heer te Isenborch zijn neef, voor de som van 7366, enkele goudgulden à 6 % en dat die schuld afkomstig is van 's bisschops oom Vincentius, graaf van Meurs. De bisschop belooft dat zij altijd zonder schade zullen zijn en blijven. (Charter met handteekening van Jan van Horne). 1490, den dag na Sint Thomas, 22 Dec. Burgemeesters, schepenen enz. van Wessem met de onderbanken, dorpen enz. van Ophoven, Gyestingen en Beegden, burgemeester, schepenen enz. van de vrijheden van Over- en Nederweert, schepenen enz. der dingbank van Halen, met de onderbanken van Neer, Buggenum en Horne, verklaren verkocht te hebben ten hunnen gemeenen behoeve eene erfrente van 36 Overlandsche Rijnsche gulden, munt der vier keurvorsten van Keulen aan Johan van Nijmegen, deken van het kapittel van den H. Geest te Roermond. Charter op perk. 3 zegels nog overig van Beegden, Nederweert en Heythuizen. 1492, Sint Vytz avond (martyris), 14 Juni. Burgemeesters en schepenen van Weert, Heythuizen en Roggel bekennen schuldig te zijn aan Jan Vinck, burger van Venlo, 24 erfmalder rogge, Venlosche maat. Orig. chart. op perk. Zegels afgevallen. 1493, 5 Februari. Voor schepenen van Antwerpen bekennen burgers dier stad, als gevolmachtigden van Albrecht van Tackenhuyzen, ridder, en van Jonker Lodewick van Wangen alsmede andere burgers ten eigen behoeve ontvangen te hebben eene som van 15 Hornsche guldens als gedeelte van de hem verschuldigde 6300 goudguldens van wege de ingezetenen van Over- en Nederweert, die hiermede betaald waren. Orig. chart. op perkament. Zegel van Antwerpen. 1494, Woensdag na Sint Mathias Apostel, 26 Febr. Johan van Berlaar verklaart dat hij afziet van alle aanspraken en vorderingen, die hij had tegen die van Weert en Overweert, toen hij hun vijand was. Orig. op perk. Zegel van den medezegelenden voogd van Heynsberg, Claes van 't Zijss, geschonden. 1497, 19 December. Jacob II graaf van Horne enz. verklaart dat burgemeesters en schepenen van de twee dingbanken Overweert en Nederweert zich verbonden hebben in handen van Aretz van Dalen en Johanna van Nunhem zijne huisvrouw eene jaarlijksche rente te betalen van 30 gouden overlandsche Rijnsche gulden, Keurvorster munt, af te leggen met 500 dergelijke gulden, wat aan voornoemden Aretz was beloofd, bij het verlaten van den burgt te Weert, waar hij geweest was op bevel van 's graven zwager (1), Willem, graaf van Nieuenaer, heer tot Bedbuer, toen burgt en vrijheid van Weert in " sequester gedaen iss geweest", waarom zijn broeder Jan van Horne, bisschop van Luik, burgt en dingbank van Weert in zijne bescherming had genomen, waarvoor die van Weert en Nederweert 250 en die van Maasland ook 250 goudgulden hadden gegeven. De graaf belooft hun de rente te betalen uit zijne molen en tienden te Weert, Nederweert en Overweert. Orig. Chart. op perkament. Zegel afgevallen. 1501, 13 Juli. Schepenen van Heijthuizen en Roggel verklaren dat zij hun deel willen betalen in de rente, waarvoor het gansche land van Horne, Weert en Nederweert borg is gebleven, voorkomend van gelden opgenomen door graaf Jacob van Horne, Jonker Vincentius van Meurs en Johan van Horne, bisschop van Luik, namelijk aan den graaf van Weyde, 58 gulden, aan Hendrik Hellener, 180 goudgulden, Dries van Vrankenberg 210 goudgulden, den Pater van Mariëngaarde, 100 goudgulden en 33% malder rogge, Jan Morell 231 goudgulden, Bruyn Heynster 5% goudgulden en 16 malder rogge, Joest Cremer 34 goudgulden, Dirck Verkens 220 gulden current, den vicaris 75 gulden current, Hawich Vleyshouwers 60 gulden current. Orig. op perk. Zegel verloren. 1501, 13 Juli. Burgemeesters en schepenen van Ophoven en Geys (1) Hier enkel als aangehuwd op te vatten. Willem was de aangehuwde neef van Jakob II van Horne. Zie Genealogie in bijl. II. tingen verklaren dat zij zich verbonden hebben met de dingbanken van Weert en Nederweert en van het geheele land van Horne om hun aandeel te betalen in de rente voortkomende van de gelden opgenomen achtereenvolgens door graaf Jacob van Horne, Jonker Vincentius van Meurs en Bisschop Jan van Luik. Orig. op perk. Een gedeelte van het zegel is over, voorstellende een bisschop met mijter, in de rechterhand een staf, waarmede hij een draak doodt, in de linkerhand een sleutel, links van hem het wapen van Horne. 1501, 13 Juli. Schepenen der dingbank van Halen belooven dat zij hun gedeelte zullen betalen van de renten, die de banken van Overweert, Nederweert en het overige land aan de Maas (land van Horne en Wessem) verschuldigd zijn wegens gezamenlijk borg staan voor gelden aan wijlen Jonkheer Vincentius graaf te Meurs en naderhand aan Johan van Horne, bisschop van Luik verstrekt. Orig. op perk. met zegel van Halen. 1501, Sinte Magdalena avond 21 Juli. „Item den XXIsten daich in Julio op Maria Magdalenen avont des morghens omtrent VI uren iss dat fundament van onser nuwer kercken aingelacht, heefft myn ghenedgen Heer van Horne Greve Jacop den iersten steyn doin leggen ende der burgemeester den anderen ende dair onder gelaicht enen Koels postulansgulden facit 1 gulden 10 st." Hiermede stemt ook overeen wat op den steen aan den zuider buitenmuur te lezen is: In 't gulden jaer van vyftien hondert Is gebroken dy alde Kerck u niets en wondert (1) En op avont Magdaleen Is gelacht dy ierste steen. 1509, 20 Maart. Lodewijk Kardinaal-priester van den H. Marcellus, geeft namens den Paus aan de boogschutters van St. Hubert het (1) Aldus te lezen: letterlijk staat er n3 'afkorting van niets en. |