Page images
PDF
EPUB

§ 5.

Werking naar binnen, ontwakingen (revivals); werking naar buiten; bijbelgenootschap, (Theodore Frelinghuysen); -zendelingswerk 1806; binnenlandsche zendingen 1831;- buitenlandsche zendingen 1832; - algem Amerik. zendelings-genootschap, (Theod. Frelinghuysen); -zendelingswerk onder de Joden, (Phil. Mille doler); - zending naar de afgescheidenen in Michigan, (J. N. Wijckoff); · volmagt aan Thom. de Witt en Suydam in Holland; groot Evangelisch verbond, (Eerw. Matthews); Kerkbestuur, weldadige Instellingen.

[ocr errors]

Uit het tot hiertoe behandelde blijkt genoegzaam, dat ook de Hervormde Hollandsche Kerk in N. Amerika, hare tijdperken van bijzondere belangstelling in de Godsdienst gehad heeft, die zich door eene bijzondere opwekking, werkzaamheid en liefde tot andere zusterkerken openbaarde. Daarenboven deelde zij ongetwijfeld in de herhaalde ontwakingen of opwekkingen van den godsdienstigen zin, waarvan in de vorige eeuw vooral Nieuw-Engeland, tijdens den grooten kanselredenaar Jonathan Edwards en anderen, getuige was. Intusschen was gedurende de staatkundige beroerten en oorlogen de godsdienstige geest in Noord-Amerika aanmerkelijk ingesluimerd, toen aan het eind der vorige eeuw, ook voor de Hervormde Hollandsche Kerk het tijdvak der nieuwere ontwakingen (revivals) aanbrak. „Er openbaarde zich bij de Christenen zegt Robert Baird, een nieuwe ijver voor het gebed, vooral bij de bekommering over den snellen voortgang des ongeloofs. De misdrijven en verkeerdheden van eenen langdurigen oorlog hadden de gemoederen ontsteld, en de Fransche omwenteling die ook in Nederland zoo veel ongeloof en ligtzinnigheid in zaken der Godsdienst heeft overgebragt, scheen aan de vijanden des Christendoms eene stellige zegepraal te beloven. Het geloof der volkeren was geschokt. Het opkomend geslacht zag bovenal, in zijnen ijdelen waan, eene nieuwe orde van zaken zich vestigen, waarbij het Christendom, gelijk zoo vele verouderde dingen, ter zijde zou gezet worden. Toen naderden Gods kinderen met verjongden ijver tot den troon der

barmhartigheid, smeekende dat de H. Geest zijnen standaard zou opheffen tegen den aanval des vijands."

Nog eene tweede oorzaak van bekommering, bragt eene nieuwe opwekking te weeg: het vertrek namelijk van vele kolonisten naar de wildernissen van het westen, waar men alle Christendom scheen vaarwel te zeggen, wekte in 1797 op eene treffende wijze den Amerikaanschen zendelingsgeest op, die zijnen weldadigen invloed tot over de bergen van Alleghany, in de wouden van het westen (vooral in Kentucky) uitstrekte; terwijl, tijdens Timotheus Dwight te Yale (1802), ook onder de studerende jongelingschap eenè nieuwe en krachtige ontwaking plaats had. Zoowel de genoemde Edwards als Dwight waren de leerstellingen van Calvijn toegedaan, en werkten dus zegenrijk, ook door hunne geschriften, waarop wij later terugkomen, op de Hollandsche Kerk, die dezelfde beginselen aankleeft. De godsdienstige belangstelling voor de leer der Vaderen hierdoor opgewekt, moest op de inwendige godsdienstigheid der Kerk, en vooral ook van het huisgezin, terugwerken.

,, Die ontwakingen, zoo lezen wij dienaangaande, maken thans in de daad een wezenlijk bestanddeel van het Amerikaansche godsdienststelsel uit. Ieder jaar heeft de zijnen, hoewel zij niet allen even krachtig zijn. Over het algemeen hebben er de Evangelische Christenen een volkomen vertrouwen op." Maar gelijk de Hervormde Hollandsche Kerk zich inwendig door den geest der broederliefde en Christenzin omtrent andere kerken versterkte, zoo werkte zij ook met deze op eene verblijdende wijze naar buiten, niet alleen door verbindtenissen, maar ook door deelneming aan de uitbreiding van het Christendom tot over de bergen.

Alle die verbindtenissen, welke wij boven zagen, dat de Hollandsch-Gereformeerde Kerk, met andere gelijk gestemde Kerken, geheel in den geest des Heeren, heeft aangegaan, geven haar daarenboven steun en kracht te midden van zoo velerlei ongeloof en verschillende geloofsbelijdenissen, als het Protestantisme in N. Amerika oplevert, en die zich, elk als eene afzonderlijke Kerk, openbaren. Maar die verbindtenissen zijn ook geheel in den geest der Amerikanen,

wier groote Staten-verbond thans als een wonder dezer eeuw, als eene vrucht der Hervorming daarstaat. Die onderlinge betrekking en verbindtenissen met andere kerken bevorderen niet slechts de Christelijke gezindheid onderling, maar versterken ook de gemeenschappelijke zamenwerking naar buiten, zoo als die zich openbaart in den opgewekten zendelingsgeest door Bijbel- en Zendelinggenootschappen.

Er zijn reeds meer dan een dertigtal jaren verloopen sedert het Amerikaansche Bijbelgenootschap (Bible Society) is opgerigt, en behalve dit Genootschap telt Amerika ook nog andere, waarvan wij alleen het Amerik. en buitenlandsche Bijbel-genootschap (American and foreign Bible Society) te Philadelphia noemen, die ongetwijfeld veel nut en zegen, door de Bijbel-verspreiding te weeg brengen. Robert Baird zegt dienaangaande:,,Achtingswaardige mannen van allerlei stand hier te lande, hebben getracht om den Bijbel zooveel mogelijk in de Vereenigde Staten te verspreiden. Ook staatslieden, onder welken er velen zijn, die niet als godsdienstige mannen bij uitnemendheid bekend staan, of van wie sommigen zelfs tot geene hier bestaande kerkafdeeling behooren, ondersteunen deze pogingen; en men ziet dikwijls personen van den eersten rang, die eene hooge plaats in onze staatsligchamen innemen, bij de jaarlijksche vergaderingen van het Bijbelgenootschap het spreekgestoelte betreden, om den Bijbel aan te bevelen en zoo te helpen verspreiden. Bij onze staatslieden heerscht het denkbeeld, dat de Bijbel eigenlijk de hoofdgrondwet der maatschappelijke zamenleving is. Slechts door den Bijbel kunnen de burgers zoo ver gebragt worden, dat zij zich gehoorzaam der wetten onderwerpen; want wie de goddelijke geboden niet houdt, hoe zal hij de menschelijke inzettingen eerbiedigen? De Godsdienst, zoo als die in den Bijbel vervat en aanbevolen is, kan alleen de bevolking van een land in waarheid gelukkig maken."

Zoodanige denkbeelden hebben dan ook personen van onderscheidene Protestantsche geloofsbelijdenis, en van allerlei stand de handen ineen doen slaan, om het groote werk der Bijbel-verspreiding meer en meer vrucht te doen dragen. In Nieuw-York en in onderscheidene zeehavens worden zelfs

de landverhuizers bij hunne ontscheping van Bijbels voorzien. En hoezeer de Hollandsch-Gereformeerde Kerk geen eigenlijk Bijbelgenootschap van haar zelve bezit, zoo neemt zij toch een verblijdend aandeel aan dat groote werk, dat zich over den geheelen aardbodem uitbreidt. Wij hebben voor ons liggen het 33ste jaarverslag van het AmerikaanschBijbelgenootschap, dat in 1849 zijne jaarlijksche vergadering hield in Nieuw-York, onder voorzitting van den achtings-waardigen Theod. Frelinghuysen. Gelijk het ons blijkt, werken aan deze groote Amerikaansche vereeniging, die hare takken heeft in alle staten van het groote verbond, alle vrienden en voorstanders van Bijbel en Bijbelkennis, van licht en waarheid, te zamen, zonder dat daarbij, gelijk bij het zendelingswerk, eenige Kerk als zoodanig vertegenwoordigd wordt. Onder de vele Hollandsche namen, of leden van Nederlandsche afkomst, tellen wij, om er slechts eenige te noemen, o. a.: van Buren, van Cleef, van Court, van Deusen, van Doren, van Dijck, van Nest, (Abraham), van Horne, van Varick, van der Voort, van Rensselaer, van Santvoord, van Valkenburgh, van Wijck, van Zandt, van Vechten, van Vrancken, enz., benevens een groot aantal andere, insgelijks Nederlandsche afstammelingen, als de Witt, Wijckoff, Roosevelt, Suydam en anderen. Een verslag als het gemelde, dat de Bijbel-verspreiding over alle staten en territoriën van N. Amerika doet kennen, vervult ons inderdaad met eerbied voor die opgewekte en Christelijke werkzaamheid. De uitbreiding van ons eigen grondgebied, zegt het verslag, de onvergelijkelijke toeneming van gemeenten aan de westelijke stranden van dit vastland, de snelle aanwas der bevolking in de jongst aangenomene staten in het Noord-westen, de steeds toenemende landverhuizing uit Europa herwaarts, met het zekere vooruitzigt, dat de toekomst zal wezen als de verloopen tijd, en zelfs overvloediger; de wankelende toestand van het Pausdom, de verzwakking van het Heidendom, beide door ouderdom van jaren; benevens de roepstemme, die er van pauselijke en heidensche landen is uitgegaan, om Bijbels, als of de overtuiging

[ocr errors]

ook daar ontwaakt, dat vrijheid en leven alleen te vinden zijn, in de waarheden van dit boek; dit alles legt ons den last van verantwoordelijkheid op, waarvan wij ons alleen zullen kwijten door onze pogingen te verdubbelen in het verspreiden van de boeken dier Goddelijke Openbaring, zoowel over een ruimer veld, als ook met milder hand tot dat ieder mensch in zijne eigene taal kan lezen de wonderdadige werken van God."

Zoodanig is de opgewekte en werkzame geest van het Amerik. Bijbel-genootschap, dat reeds millioenen Bijbels verspreid heeft.

[ocr errors]

,, per

Zendelingswerk. Bij de verblijdende inwendige organisatie en uitbreiding der Kerk, en de regeling der kerkelijke aangelegenheden, werd echter ook het zendelingswerk niet vergeten. Gaat henen in de geheele wereld, en predikt het Evangelie allen creaturen," had de goddelijke Meester tot zijne jongeren gesproken. Aan dit woord getrouw, had de Amer. Hollandsche Kerk reeds in 1797 hare zendelingen, die in het noord-westelijk gedeelte van Noord-Amerika arbeidende, aan de Classis van Albany onderworpen waren. In 1806 werd er opzettelijk voor dat gewigtig werk eene Commissie ingesteld en met de noodige magt bekleed, welke den naam ontving van manente Commissie (Standing Committee) voor de zendingen der Hervormde Hollandsche Kerk in Amerika. Deze Commissie zetelde in Albany, en was geregtigd zich op de Classis van Albany te beroepen, die eenen geruimen tijd het zendelings-werk geleid had, als het de papieren en geldmiddelen aanbetrof, welke deze nog onder zich berustende had. Deze regeling der algemeene Synode bleef voortduren tot het jaar 1819, toen eene nieuwe Commissie benoemd werd, die in Nieuw-York gevestigd is, en wier werkzaamheden zich tot Nieuw-York zouden bepalen. In 1822 werd een Raad van Bestuur van het onlangs gevestigde zendelingsgenootschap der Gereformeerde Hollandsche Kerk in de stad Nieuw-York gevestigd, uitmakende de blijvende Commissie van de onderscheidene zendingen der algemeene Synode. Diensvolgens werd den 9. Sept. 1828 op aanbeveling der algemeene Synode, een Bestuur der noordelijke zendingen

« PreviousContinue »