Page images
PDF
EPUB
[blocks in formation]
[ocr errors]

DECRETALEN-DEDECKER.

daar met torens versterkt en naar de Germaansche zijde door een gracht gedekt. Het gewest ontving (ten onrechte, want decumates heetten de inwoners) dien naam, omdat de Romeinen er de gronden tegen opbrengst van tienden aan Galliers enz. ten gebruike gaven.

Decurio noemde men in het oude Rome den hoofdman eener decuria, dat is een afdeeling van 10 personen. Uit 10 decuriae bestond elk der 10 curiae, waarin weder ieder der 3 oude tribus was verdeeld. Decurio was ook de aanvoerder van het 10-tal equites (ridders), door elke decuria geleverd, en later gaf men dien naam aan den bevelhebber van elke kleine afdeeling ruiters. Ook rechterlijke en andere lichamen werden in decuriae verdeeld, en men noemde de senaatsleden in de municipia eveneens decuriones. Deze waren belast met het stadsbestuur en onder de keizers verantwoordelijk voor de opbrengst der belastingen, zoodat deze ambtenaren veelal zwaar gebukt gingen onder den last van hun ambt.

Dedé-agatz, een nieuwe stad van Thracië in het Turksche vilajet Adrianopel en aan de evenzoo genoemde Golf der Aegeesche Zee, telt 2500 inwoners, meerendeels Grieken. Zij is de zetel van een rechtbank, alsmede van onderscheiden Europeesche vice-consuls en agenten. Voorts is zij het beginpunt van een spoorweg, die door het dal der Maritza langs Adrianopel naar Konstantinopel loopt.

Christelijke Kerk, heeft men er weldra verzame-kelijk was hij over zijn geheele lengte hier en lingen van gemaakt. Hiertoe behooren die van Dionysius Exiguus (in het laatst der 5de eeuw), van Isidorus van Sevilla (overleden in 636), de Pseudo-Isidorische, uit de eerste helft der 9de eeuw en tot uitbreiding der rechten van den H. Stoel bijeengebracht, de stelselmatige van Gratianus, het „decretum" genaamd, uit de 12de eeuw, de decretalen van Gregorius I (overleden 608) op last van Gregorius IX door Raymond van Pennaforto (overleden 1275) te Parijs en te Bologna uitgevaardigd, het Liber sextus decretalium" of de verzameling van decretalen tot aan Bonifacius VIII (1303), die van Clemens V (overleden 1314) benevens een aantal decretalen, onder den naam van Extravaganten" bekend. De laatste 5 verzamelingen, waarin ook besluiten van conciliën opgenomen zijn, behooren tot het, Corpus juris canonici". Decretisten waren in de Middeleeuwen óf leeraars, die aan de universiteiten voorlezingen hielden over kerkelijk recht, òf rechtsgeleerden, die de rechten van den paus tegen die des keizers verdedigden. De handhavers van de rechten des keizers noemde men daarentegen legisten. Decsy, Samuel, een Hongaarsch schrijver, werd geboren te Rimaszombat in 1775 en studeerde aan Duitsche en Nederlandsche hoogescholen in de wijsbegeerte en geneeskunde. Na zijn terugkeer redigeerde hij gedurende 27 jaren den Magyar Kurir" (Hongaarsche Koerier). Hij overleed den 25sten Januari 1816. Van zijn geschriften noemen wij: „Osmanographia" (3 dln., 2de druk, 1789) en A Magyar szent Koronanak és ahoz tartozó targyaknak historiája” (Geschiedenis der Heilige Hongaarsche Kroon en der daartoe behoorende voorwerpen (1792). Ook gaf hij van 1794 tot 1796 den Magyar Almanak" uit. Decubitus. Zie Doorliggen. Decumaria L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Saxifrageeën; het onderscheidt zich door een 8-12-spletigen kelk, een 8-12-bladerige bloemkroon en een 8-9-hokkige doosvrucht met talrijke zaden. Het omvat heesters, die in Carolina groeien en als sierplanten gekweekt worden, zooals D. barbara L. met knoopige, wortelschietende takken, tegenovergestelde, langwerpig-eironde, gesteelde, spitse, lederachtige, aan den voet gezaagde bladeren en zeer geurige, witte, tot schermbloemige trossen vereenigde bloemen en D. sarmentosa Rosc., een moerasplant met klimmenden stengel en dergelijke bladeren en bloemen. Die gewassen vereischen een lossen, vetten zandgrond, een vorstvrij verblijf in den winter en des zomers veel water.

[ocr errors]

Decumates agri is de naam van een Romeinsch landschap in Germanië, gelegen tusschen den Donau, den Midden-Rijn tot aan de Lahn en een versterkten wal tusschen den mond van laatstgenoemde rivier en den Donau bij Regensburg. Drusus bezette het land, voorzag het van wegen en kanalen en legde de grondslagen voor dien wal. Dit werk werd vervolgens voortgezet, zoodat dit gewest een bolwerk vormde tegen de nog niet onderworpen Germanen. In 282 drongen de Alemannen er door en hielden het land in bezit, zoodat die versterkte wal meer en meer verviel. Thans zijn daarvan nog overblijfselen te zien en onder den naam van Duivelsmuur bekend. Oorspron

Dedecker, Pierre Jacques François, een Belgisch staatsman en schrijver, werd geboren te Zèle bij Dendermonde in Oost-Vlaanderen, den 25sten Januari 1812, ontving zijn opleiding aan de Jezuïetenschool te St. Acheul en te Freiburg, studeerde in de wijsbegeerte en rechtsgeleerdheid te Parijs en te Gent en vestigde zich als advocaat in laatstgenoemde stad. In 1835 gaf hij een dichtbundel uit onder den titel: „Religion et Amour", en in 1837 stichtte hij met Dechamps de R. Katholieke „Revue de Bruxelles". Hij werd in 1839 door het distrikt Dendermonde tot lid der Tweede Kamer gekozen en later telkens herkozen. Hij was een ijverig voorstander der staatkunde van het Kabinet Nothomb, en trachtte de zoogenaamde Unie-politiek te bevorderen door zijn vlugschrift: „Quinze ans de 1830 à 1845". Na het aftreden van het gematigd liberale Kabinet Brouckère (1855) trad hij met Vilain XIV aan het hoofd van een gematigd clericaal ministerie en bestuurde de afdeeling Binnenlandsche Zaken op zulk een verzoenende wijze, dat hij zich daardoor den haat van zijn partij, inzonderheid van de bisschoppen, berokkende. De volksbewegingen in Mei 1857 en de daaropvolgende gemeenteraadsverkiezingen maakten een einde aan zijn bewind. Na 1857 heeft hij in de Kamer van vertegenwoordigers weinig gesproken, maar zich vooral bij financiëele en industriëele ondernemingen bepaald, o.a. ook bij de veel-geruchtveroorzakende van Langrand-Dumonceau, zoodat hij weldra moest afzien van de betrekking van gouverneur van Limburg, waartoe hij in 1871 benoemd was. Hij overleed den 6den Januari 1891 te Schaerbeek bij Brussel. Dedecker was een ijverig kampioen voor de belangen der Vlaamsche taal en schreef als zoodanig: „Du pétitionnement en faveur de la langue

[blocks in formation]
[ocr errors]

flamande" (1840). Zijn Critische en historische | in 1837 en overleed den 8sten November 1851. Hij beschouwing der Banken van leening in België" was in 1816 opgenomen in den Nederlandschen (1844) bezorgde hem in 1846 het lidmaatschap adelstand en in 1828 benoemd tot lid der Maatder Belgische academie. Verder schreef hij: „Les schappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden. missions catholiques. Introduction à l'histoire des missionnaires belges" (1882), „L'église et l'ordre social chrétien" (1883), waarvan ook een Italiaansche vertaling verscheen, en „Henri Conscience" (Brussel 1885.

Dedekind, Friedrich, een Duitsch dichter, werd geboren te Neustadt aan de Leine tusschen 1520 en 1530, werd in 1575 godsdienstleeraar te Lüneburg en overleed aldaar den 27sten Februari 1598. Hij schreef de tooneelstukken: „Der christliche Ritter" (1576) en „Der bekehrte Papist" (1596), waarin hij de leer der Hervorming tracht te verklaren. Veel merkwaardiger evenwel is zijn Latijnsch gedicht: „Grobianus" (1549 en later bij herhaling), waarvan meer dan één Duitsche vertaling bestaat.

Dedekind, Konstantin Christian, een Duitsch dichter, werd den 2den April 1628 te Reinsdorf geboren en overleed te Dresden in 1713. Hij schreef liederen en tooneelspelen van geestelijken inhoud, in den vorm den slechten smaak van zijn tijd huldigend. Wij noemen: „Neue geistliche Schauspiele" (Dresden, 1670) en Heilige Arbeit über Freud' und Leid der alten und neuen Zeit" (Dresden, 1676). Hij vertaalde Jacob Cat's „Elternspiegel" en Massinissa und Sophonisbe".

"

Dedel is de naam van een aanzienlijk Nederlandsch geslacht. Van de leden, die in hooge betrekkingen werkzaam zijn geweest, vermelden wij: Dedel, Nicolaas, geboren te Delft den 26sten Januari 1596. Hij was de zoon van Willem Joosten Dedel, bewindhebber der Oost-Indische Compagnie te Delft, en de kleinzoon van Joost Willem Dedel, burgemeester van Leiden en aldaar overleden den 11den Mei 1574. Nicolaas studeerde te Leiden in de rechten en werd er buitengewoon hoogleeraar in die faculteit in 1624. Hij overleed aldaar den 28sten Februari 1649, terwijl zijn broeder Johan eerst raad en later voorzitter werd in het Hof van Holland, Zeeland en Friesland, alwaar een jongere broeder, Willem genaamd, griffier was. Tot zijn afstammelingen behooren:

Dedel, Salomon, een broeder van den reeds vermelden Willem Gerrit, werd geboren te Amsterdam den 18den December 1739, trad in dienst der marine, geraakte in 1762 slaags met de Engelschen, kreeg een wonde in het aangezicht en werd door de overmacht naar Duins opgebracht. Vervolgens tot kapitein benoemd, streed hij in 1776, als bevelhebber van de „Mars" van 36 stukken, in de Middellandsche Zee, voerde in den slag bij Doggersbank het bevel op de „Holland" van 64 stukken onder den schout-bij-nacht Zoutman, moest met zijn manschappen het zinkend vaartuig verlaten, werd daarna tot schout-bij-nacht bevorderd en overleed den 15den October 1800.

Dedel, Salomon, baron, een zoon van den voorgaande, werd geboren den 25sten April 1775, nam eveneens deel aan den slag bij Doggersbank, was later achtereenvolgens gezant te Stockholm, Madrid en Londen en overleed in Engeland's hoofdstad den 17den Augustus 1846. Hij was ridder der Militaire Willemsorde 3e klasse commandeur en grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw. Ook hij werd in 1815 in den Nederlandschen adelstand opgenomen.

Dedem, van. Van dit adellijk Nederlandsch geslacht, afkomstig uit het graafschap Bentheim en reeds in 1369 bekend, noemen wij:

Dedem, Coenraad Willem, baron van, heer van Gelder, een Nederlandsch krijgsman, werd geboren den 18den September 1644. In 1693 was hij kolonel en nam deel aan de belegering van Charleroi, in 1695 aan de verovering van Namen en in 1702 aan de belegering van Keizersweerd. In hetzelfde jaar verdedigde hij met goed gevolg Hulst tegen Vauban, was in 1703 als generaal-majoor tegenwoordig bij de inneming van Bonn en onderscheidde zich in het gevecht bij Ekeren. In 1704 veroverde hij in 4 dagen St. Léau, werd in 1705 luitenant-generaal der infanterie, hielp in 1706 Ath hernemen, was in 1709 een der hoofdbevelhebbers van Doornik, volbracht met 4000 man in den slag bij Malplaquet een beslissende beweging, bekleedde Dedel, Willem Gerrit, geboren te Amsterdam in 1710 gedurende de afwezigheid van graaf de den 20sten April 1734. Hij promoveerde in de rech- Noailles de betrekking van gouverneur van Berten, vestigde zich te Amsterdam en werd er ach-gen-op-Zoom en overleed te Zwolle den 12den tereenvolgens commissaris, schepen, raad, hoofdofficier en in 1784 burgemeester. Hij behoorde in 1787 tot de Prinsgezinde partij en wekte daardoor het ongenoegen des volks, dat hem in de burgemeesterskamer opsloot. Wèl werd hem een uitweg aangewezen, maar hij gaf ten antwoord, dat hij als eerlijk man langs de groote trap het stadhuis had bereikt en het ook langs dienzelfden weg wenschte te verlaten. Kort daarna werd hij van zijn waardigheden beroofd, doch hernam die in hetzelfde jaar Dedem, F. G., graaf van, een achterkleinzoon en belette den intocht der Pruisen, waardoor hij de van Coenraad Willem, was in 1780 voorzitter van algemeene toegenegenheid herwon. Hij bleef aan de Staten-Generaal, werd in 1785 gezant aan het het bewind tot in 1795 en overleed 2 jaar daarna. Turksche Hof en schonk in 1795 duizend gulden Dedel, Pieter Samuel, oudste zoon van den voor- aan de Nationale Vergadering als bijdrage tot hergaande, studeerde in de rechten, werd in 1787 be- stel der vloot. In 1806 werd hij commandeur van noemd tot secretaris bij de schepenbank te Am- de orde der Unie, later lid van den Franschen Sesterdam en ontslagen in 1795. In 1807 werd hij naat, graaf van het Keizerrijk en officier van het inspecteur der posterijen, in 1819 lid van de Twee- Legioen van Eer en overleed in 1820 als coadjutor de Kamer der Staten-Generaal, nam zijn ontslag | der Duitsche Orde, balije van Utrecht.

Maart 1714. Met groote pracht werd hij in de Hervormde kerk te Wijhe begraven, waar een tombe te zijner eer verrees. De hertog van Marlborough had hem uit den in de vesting St. Léau gevonden oorlogsbuit 2 veldstukken geschonken, die door zijn achterkleinzoon in 1785 aan het korps Patriotten te Deventer ten geschenke gegeven, bij het beleg dier stad door de Kozakken gebruikt en vervolgens zoek geraakt zijn.

[blocks in formation]

Dedem, Anton Boudewijn Gijsbert, baron van, | uit van het Zwarte Water bij Hasselt tot aan de heer van Gelder, een zoon van den voorgaande, Vecht bij Gramsbergen. Het is aangelegd door werd geboren in 1773 op den huize Gelder,bij Wijhe, Willem Jan, baron van Dedem (zie aldaar), die vergezelde zijn vader naar Konstantinopel, werd daarmede een begin maakte in 1809 bij Hasselt. later voor Overijsel lid der Staten-Generaal en werd In 1811 was het werk over een afstand van 19 in 1795 benoemd tot gevolmachtigd minister, eerst km. voltooid, doch werd eerst in 1852 voortgete Stockholm en toen te Parijs. Na zijn terugkeer zet op kosten der provincie, die het kanaal in nam hij in 1799 deel aan den veldtocht in Noord- 1845 had aangekocht. Na het graven van dit kaHolland en werd bij Bergen gevangen genomen. Na naal ontstonden er bloeiende dorpen, zooals Dehet herkrijgen zijner vrijheid was hij achtereenvol- demsvaart, Slagharen en Lutten. Uitgestrekte gens gezant te Londen, Stuttgart, Florence, Rome veengronden werden toegankelijk gemaakt, en door en Parijs. In 1806 werd hij door Schimmelpenninck de ontginning daarvan werd de bloei der Veenbevorderd tot generaal-majoor, door koning Lode-koloniën niet weinig bevorderd. wijk tot kamerheer, tot gezant te Kassel en te Napels en tot lid van den krijgsraad, om over Marchand en Rodet te oordeelen, en door Napoleon tot brigade-generaal. Hij nam deel aan den tocht naar Rusland, alsmede aan de gevechten bij Lüt-in het Russische gouvernement Rjasan. Het ligt zen en Bautzen, Leipzig, Parma en Piacenza en ontving een decoratie van den koning van Napels. Na den val van Napoleon deed hij vergeefsche pogingen, om bij koning Willem I in dienst te treden, waarna hij zich naar Frankrijk begaf, waar Lodewijk XVIII hem tot luitenant-generaal, in 1816 tot commandant van het departement Jura en vervolgens tot ridder van den Heiligen Lodewijk benoemde. Hij was de laatste mannelijke telg der van Dedem's van de Gelder en overleed in Italië in 1825.

Dedicatio noemden de oude Romeinen de plechtige toewijding van een openbaar gebouw aan de Godheid. Zie voorts onder Toewijding.

Dedinowo (ook Dednowo) is een marktvlek

aan de Oka en telt ongeveer 7000 inwoners. Hier werden in de 17de eeuw de eerste grootere schepen gebouwd en timmerde Peter de Groote eigenhandig de te Petersburg bewaarde en grootvadertje der Russische vloot" genoemde groote boot. Deductie, van het Latijnsche woord deductio afkomstig, beteekent afleiding. In rechten noemt men deductie de uiteenzetting van bewijsgronden, die strekt om een rechtspunt tot klaarheid te brengen, om de juistheid eener stelling aan te toonen en er de noodzakelijke gevolgen uit af te leiden; ook wel het betoog, dat het vereischte bewijs is geleverd, of dat hetgeen bewezen moest worden, niet bewezen is. Zij kan zoowel schriftelijk, als mondeling geschieden.

Dedem, Willem Jan, baron van, heer van Rollencate, de aanlegger van de Dedemsvaart (zie aldaar) werd geboren in 1795, kwam door zijn huwelijk met een dochter van Gerrit Willem van Marle, die het plan tot het graven van dat kanaal reeds in 1791 ontworpen had, in het bezit van daaraan gelegen gronden en besloot deze zoo hoogst nuttige onderneming door te zetten. Na vele tegenkantingen verkreeg hij daartoe vergunning van koning Lodewijk, en den 9den Juli 1809 werd bij Hasselt een aanvang gemaakt met het omvangrijke werk, dat een onafzienbare uitgestrektheid | woeste gronden deed verdwijnen, maar den edelen ondernemer ook in ruime mate de ondankbaar-ken alle bijzondere en speciale eigenschappen van heid der menschen ondervinden deed. Hij overleed op den huize Rollencate in 1851.

In de wijsbegeerte is deductie de afleiding van het bijzondere uit het algemeene in tegenstelling tot de inductie, die uit het bijzondere het algemeene afleidt. De vorm van het deductieve bewijs is de syllogismus (zie aldaar). Geheel deductief zijn slechts de wiskunde en logica, omdat daarbij de grondstellingen an und für sich" (zie Kant) alles verklaren (axioma's), en uit de algemeene eigenschappen van ruimte, getal en den

figuren enz. afgeleid kunnen worden. Gedeeltelijk deductief zijn zedeleer, rechtsleer, opvoedkunde en dergelijke, daar de algemeene begrippen omtrent zedelijkheid, recht enz. kunnen dienen ter beoordeelingen van een bepaald geval. De andere wetenschappen zijn inductief, daar alleen uit de ervaring, de empirie de grondregelen kunnen gevonden worden (zie Inductie). Voor het door Kant gemaakte onderscheid tusschen metaphysische en transcendentale deductie zie Kant.

Dedem, Mr. Willem Karel baron van, een Nederlandsch minister van koloniën, werd den 6den Juli 1839 geboren, studeerde te Leiden en promoveerde in de rechten in 1861. In hetzelfde jaar vertrok hij als rechterlijk ambtenaar naar Indië. Later was hij als advocaat in Indië werkzaam, en werd, in het vaderland teruggekeerd, in 1875 burgemeester van Hoorn. In 1880 tot lid van de Tweede Kamer gekozen, nam hij daar ijverig deel Dee, een rivier in het Engelsche vorstendom aan de parlementaire werkzaamheden, vooral op Wales, ontspringt op het Berwyngebergte (Mekoloniaal gebied. In 1891 werd hij in het Kabinet rioneth), loopt in de nabijheid harer bron door het van Tienhoven-Tak van Poortvliet belast met de Balameer, kronkelt vervolgens om den voet van portefeuille van Koloniën. Belangrijke wetsont- het gebergte en bereikt door het dal van Llanwerpen werden tijdens zijn ministerie ingediend gollen de laagvlakke van Chester, waar zij zich en aangenomen, zooals tot aanleg van spoorwegen, noordwaarts wendt en in Denbigshire, als een tot bevloeiing van de Solo-vallei enz. Nadat van breede stroom, langs de oostzijde van het gebergte Dedem in 1894 als minister was afgetreden, vatte van Wales vloeit, totdat zij met een breeden mond hij het voornemen op tot het doen van een reis ten westen van de Mersey uitmondt in de Ierdoor Britsch-Indië, Siam en Nederlandsch-Indië, sche Zee. Deze breede mond is wel sterk vermaar overleed reeds den 2den April 1895 te Cal-zand, maar gekanaliseerd. In het dal ligt het kocutta. lengebied van Raabon. De rivier heeft een lengte van 122 km.

Dedemsvaart, een kanaal in de Nederlandsche provincie Overijsel, 41 km. lang, strekt zich

[ocr errors]

Deecke, Wilhelm, een Duitsch taalvorscher,

DEECKE-DEELNEMING AAN STRAFBARE FEITEN.

25

Deelen, Pieter, een zoon van den voorgaande, vertoefde geruimen tijd in Friesland en Groningen, eveneens als Hervormd prediker, en werd de opvolger zijns vaders te Londen.

werd den 1sten April 1831 te Lübeck geboren. | hij in 1563 overleed. Hij gaf in 1540 een LaHij studeerde te Berlijn en Leipzig en was in tijnsche vertaling van het Nieuwe Testament in verschillende betrekkingen bij het middelbaar en het licht en vertaalde een werk van Johannus hooger onderwijs werkzaam. Deecke was een uit- Sleidanus: „Over den staat der religie". nemend taalvorscher, vooral op het gebied der oudItaliaansche en voorhistorische talen. Hij overleed den 2den Januari 1897 te Straatsburg. Van zijn werken noemen wij: „Die deutschen Verwandtschaftsnamen",,Corssen und die Sprache der Deelen of Delen, Dirck van, een Hollandsch Etrusker, Etruskische Forschungen und Stu- architectuurschilder, werd geboren te Heusden in dien" (1876-1884), „Der Ursprung der kyprischen 1605 en overleed te Arnemuiden bij Middelburg den Silbenschrift" (1877) en Die Falisker" (1888). 16den Mei 1671. Sinds 1639 was hij lid van het schilOok gaf hij een nieuwe uitgave van K. O. Müldersgild te Middelburg. In 1626 was hij als ontler's werk Etrusker" (1887) en bewerkte in Collitz' Sammlung der griechischen Dialectinschriften", de Grieksch-Kyprische opschriften. Deeg. Zie Brood.

"

"

Deegdeelmachine. Zie Brood.
Deel. Zie Plank.

Deelbaarheid is een algemeene eigenschap der lichamen. Men onderscheidt een mathematische, die zich tot in het oneindige uitstrekt, en een physische, die niet verder gaat dan tot aan de grenzen der mogelijkheid. Een deelbaarheid der lichamen tot het oneindige wordt bestreden door de aanhangers van de theorie der atomen (kleinste of ondeelbare deeltjes) en moleculen, die bijna algemeen in de natuurwetenschap is aangenomen. Dat de deelbaarheid zich verbazend ver uitstrekt, blijkt uit de hoogst geringe hoeveelheid stof, die wel eens voldoende is, om aan een groote massa water een zekere kleur te geven, of uit den geur, die zich gedurende langen tijd van een stof in een groote ruimte verspreidt zonder een waarneembare vermindering van dit gewicht ten gevolge te hebben

In de rekenkunde noemt men een getal deelbaar door een ander, als het laatste in het eerste een geheel aantal malen begrepen is. Het eerste getal heet deeltal, het laatste deeler.

Onder de kenmerken van deelbaarheid verstaat men gemakkelijk uit te voeren berekeningen.waardoor men zien kan, of een getal een geheel aantal malen op een ander begrepen is of niet. Natuurlijk moet die berekening gemakkelijker zijn dan de uit te voeren deeling, zal het kenmerk voor de praktijk van waarde zijn. Zoo is een getal deelbaar door 3 of 9, als de som der cijfers daardoor deelbaar is; is het een even getal, dan is het ook deelbaar door 6 of 18. Een getal is deelbaar door 4, als het getal, gevormd door de laatste beide cijfers, er door deelbaar is, en deelbaar door 5, als het laatste cijfer 0 of 5 is. Door 7 is het deelbaar als 2 maal het laatste cijfer, afgetrokken van het getal, gevormd door de overige cijfers, 0, 7 of een veelvoud van 7 oplevert. Voor deelbaarheid door 11 geldt de regel, dat de som van het 1ste, 3de 5de enz. cijfer gelijk zij aan die van het 2de, 4de, 6de enz. cijfer.

vanger, lid van de vroedschap en van den kerkeraad te Arnemuiden gevestigd. In 1669 bezocht hij Antwerpen. Van Deelen's schilderijen vindt men in vele musea. Hier te lande is zijn meest bekende werk de afbeelding van de Groote Vergadering der Staten-Generaal in de Groote Zaal op het Binnenhof, in 1650. Dit schilderij bevindt zich in het Mauritshuis te 's Gravenhage. Deeler. Zie Deelbaarheid.

Deeling is de rekenkunstige hoofdbewerking, die ten doel heeft, te bepalen, hoeveelmaal van twee getallen, de deeler en het deeltal, het eerste in het tweede begrepen is, of ook om het deeltal in zooveel gelijke deelen te verdeelen, als de deeler eenheden telt. De uitkomst noemt men het quotient, dat, met den deeler vermenigvuldigd, steeds het deeltal weer oplevert. Het quotiënt is onbenoemd, wanneer deeler en deeltal beide onbenoemd of benoemd (in dit geval gelijknamig) zijn. Is echter de deeler onbenoemd en het deeltal benoemd, dan is het quotiënt benoemd (gelijknamig met het deeltal). Men duidt een deeling aan door twee punten (:) tusschen deeler en deeltal te plaatsen, en wel zoo, dat dit laatste aan de linkerzijde van het teeken staat, en ook door het deeltal boven den deeler te plaatsen en beide door een streep te scheiden. Men kan de deeling van groote getallen een zeer omslachtige bewerking gemakkelijk maken door het gebruik van logarithmen, waardoor zij in een aftrekking veranderd wordt, of ook door den deeler zooveel mogelijk in factoren te ontbinden en achtereenvolgens deze in het deeltal te deelen. Ook is het vaak gemakkelijk, den deeler als den noemer van een breuk te beschouwen, die de eenheid tot teller heeft, deze in een tiendeelige breuk te veranderen en hiermede het deeltal te vermenigvuldigen. Alzoo kan men vermenigvuldigen met 0.2 in plaats van te deelen door 5. Hetgeen na het volbrengen eener deeling van het deeltal overblijft, noemt men de rest.

Deelneming aan strafbare feiten. Onder dit opschrift behandelt ons Wetboek van Strafrecht de gevallen, waarin meer dan één persoon bij het plegen van een strafbaar feit zijn betrokken. De wet onderscheidt daders en medeplichDeelen, Wouter, ook Deleen en Gualtherus tigen. Daders zijn: 1o. zij, die het feit plegen, doen Delenus genaamd, was een der eerste verkondigers plegen of medeplegen; 2°. zij, die door giften, bevan de leer der Hervorming in ons land. Nadat loften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of hij eerst in de Nederlanden, bepaaldelijk te Mid- misleiding het feit opzettelijk uitlokken (art. 47). delburg, geleeraard had, werd hij in 1550 predi- Medeplichtigen zijn: 1o. zij, die opzettelijk behulpkant bij de Nederlandsche Hervormde gemeente zaam zijn bij het plegen van het misdrijf; 2o. zij, te Londen,nam bij de troonsbeklimming van Maria die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtinde wijk naar Emden, doch keerde later naar zijn gen verschaffen tot het plegen van het misdrijf gemeente in de Engelsche hoofdstad terug, waar | (art. 48).

26

DEELNEMING AAN STRAFBARE FEITEN-DEENSCHE KUNST.

[ocr errors]

Niet altijd is het in een bepaald geval gemakkelijk uit te maken, of iemand mededader is (hij die het feit medepleegt"), dan wel medeplichtige. De mededader heeft een meer werkzaam aandeel aan het misdrijf dan de medeplichtige, doch de vraag is, of men reeds mededader is, wanneer men een zelfstandig op het strafbare feit gericht opzet heeft, dus het feit zelfstandig mede beraamd heeft (subjectieve theorie), dan wel of slechts hij mededader kan zijn, die een handeling verricht, welke tot de uitvoerings-handelingen van het strafbare feit behoort, deelneemt aan de handeling, welke de wet als de strafbare omschrijft, rechtstreeks medewerkt aan de totstandbrenging van het strafbare feit (objectieve theorie). De laatste meening is hier te lande de heerschende; de eerste telt in Duitschland vele aanhangers.

"

"

oefenen". In 1857 werd hij benoemd tot gewoon hoogleeraar en overleed in 1869. Hij was redacteur van het Nieuwe archief voor binnen- en buitenlandsche geneeskunde in haren geheelen omvang", stichtte in 1846 met Donders en Moleschott de „Holländische Beiträge zu den anatomischen und physiologischen Wissenschaften" en leverde in het Tijdschrift voor natuurlijke geschiedenis en physiologie" onderscheiden belangrijke bijdragen. Ook heeft hij zich door de stichting van een uitstekend ingericht physiologisch laboratorium te Groningen verdienstelijk gemaakt.

Deensche kunst. Bouwkunst. Evenals andere landen, is de bouwkunst ook in Denemarken aangevangen met kerkbouw. De oude houten Godshuizen moesten spoedig voor de meer monumentale steenen bouwwerken in Romaanschen

Een andere onderscheiding, die soms moeilijk-stijl wijken (bijv. de domkerken te Ribe, Lund heden oplevert, is die tusschen doen plegen en uitlokken. Onder doen plegen" begrijpt men de gevallen, waarin degene, die feitelijk de daad pleegde, handelde als het werktuig van een ander en daarom zelf niet strafbaar wordt geacht. Bij uitlokking is wel op den materieelen dader een invloed uitgeoefend, maar handelde deze niet geheel als werktuig en moet hij ook zelf aansprakelijk geacht worden. De uitlokker is alleen strafbaar, als hij de middelen gebruikte, in art. 47, 2o. genoemd, en hij is niet aansprakelijk voor alle handelingen van den materieelen dader, maar alleen voor die, welke hij opzettelijk heeft uitgelokt, benevens Voor hare gevolgen.

Het Romeinsche en Fransche recht maakten, wat de straf betreft, geen verschil tusschen daders en medeplichtigen. Ons wetboek stelt het maximum der hoofdstraffen voor den medeplichtige 1 lager dan voor den dader, terwijl bij misdrijven, waartegen levenslange gevangenisstraf is bedreigd, den medeplichtige gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren kan worden opgelegd. Alleen medeplichtigheid aan misdrijven is strafbaar, niet aan overtredingen.

en Viborg). Ook in de kleinere dorps- en kloosterkerken vindt men dien stijl terug, maar met bijzonderheden, die òf tot den tijd van de houtarchitectuur, òf tot dien der heidenen terugloopen. Omstreeks 1150 komt de tegelbouw in Denemarken, die zoowel Romaansche, als later Gotische vormen vertoont. Als voorbeeld van den eerste noemen wij de meest beroemde kerk van Denemarken, de domkerk te Roeskilde met de talrijke koningsgraven; als voorbeeld van den laatste de domkerk te Odense. In den Renaissancetijd stond Denemarken onder Hollandschen en Duitschen invloed; wederom trad de tegelbouw op den voorgrond en in de jaren 1560-1650 in die mate, dat de gebouwen uit dien tijd een zelfstandig Deensch karakter dragen. De kasteelen Kronborg, Frederiksborg, Rosenborg en de beurs te Kopenhagen zijn de voornaamste gebouwen uit dien tijd. Zij zijn alle uit roode tegels opgetrokken en van zandsteenversieringen voorzien. Onder Christiaan V (1670-1699) kwam Denemarken onder den invloed der Fransche kunst. Tot dit tijdperk behooren het slot Charlottenborg en de Verlosserskerk te Christianshavn. In het begin der 18de eeuw laat ook de Italiaansche invloed zich gelden, zooals de Frederiksborg bij Ko

Als medeplichtigheid wordt niet beschouwd hulp, door een derde verleend na voltooiing van het misdrijf, bijv. het verbergen of bij de vlucht be-penhagen bewijst. Onder Christiaan VI komt omhulpzaam zijn van den dader of het vernietigen der sporen van het misdrijf. De wet straft dergelijke handelingen in bepaalde gevallen als een afzonderlijk misdrijf van begunstiging (art. 189 Wb. van Strafr.).

Het opzettelijk koopen, inruilen, in pand nemen, als geschenk aannemen of uit winstbejag verbergen van een door misdrijf verkregen voorwerp wordt gestraft als het misdrijf van heling (artt. 416 en 417 Wb. v Strafrecht). Deeltal. Zie Deelbaarheid. Deelwoord. Zie Participium.

Deen, Izaak Abrahamszoon van, een Nederlandsch geneeskundige, werd geboren in 1801 te Burgsteinfurt, studeerde te Kopenhagen en promoveerde te Leiden op een dissertatie: „De differentia et nexu inter nervos vitae animalis et vitae organicae", vestigde zich als arts te Zwolle en werd in 1851 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de physiologie te Groningen. Hij aanvaardde dat ambt met een redevoering: Over den omvang der physiologische wetenschap en over de waarneming als eenig middel om haar te be

[ocr errors]

streeks 1730 de Duitsche rococostijl in Denemarken, waarin o. a. zijn opgetrokken de kasteelen Amalienborg en Charlottenlund. Het einde der 18de eeuw bracht de eigenlijke nationale kunst. Deze, zich naar de oudheid richtende stijl vond aanhangers in Harsdorff, van wien slechts weinig werken, zooals de mooie colonnade bij Christiansborg, tot uitvoering kwamen, en in diens leerling E. F. W. Hansen, die o.a. Christiansborg, de Vrouwekerk en het stadhuis in empire-stijl optrok. In den tegenwoordigen tijd treden op den voorgrond Th. Hansen, die echter naar Weenen vertrok, Chr. Hansen, de bouwer van de universiteit te Athene en verschillende bouwwerken in Kopenhagen, Hetsch, Bindesböll (Thorwaldsenmuseum), Dahlerup en Ove Petersen, die den koninklijken schouwburg bouwden, Nebelong, Meldahl, W. Petersen, Fenger, Holm enz.

Beeldhouwkunst. Behalve eenige gedenkteekenen en altaarstukken vindt men in Denemarken in den Romaanschen stijl slechts belangrijke beeldhouwwerken in de kerken te Ribe en Aalborg. In de 16de en 17de eeuw werd beeldhouwwerk

« PreviousContinue »