De kluchtenH. J. Paris, 1926 - 205 pages |
Common terms and phrases
17de eeuw Aaltje aant ABIKM Amsterdam BCDM BEFGM bier biezonder BIKM Boer Boert botter Breughel Coster daer dattet dief G. A. Bredero gaen gaet gauwdief Gerbrand Adriaensz gien Giertje goed goet haer Hans Sachs Harreb heb ick heur hiel Hoochduytschen huys Huysm ick heb Ick sel ick wil inde Joost kijnt Klucht vande kluchten knecht Knuttel komt kwakzalver laet Liedtb mach Maer maken meyn middenrijm moer Moerk mogelik Molenaer moye onze oock oorspr Optreck Piet Quacksalver rederijkers Sart selder selje seyde siet spelen spreekw Stoett sucken sulcken Symen Symen sonder tafelspel Teeuwis Teuntje Tijdschr Tryn Ians Tysken uitdr uitgave vaer vander Plasse verhaal veur Vignet vlgg vooral vrou vrouw W. D. Hooft waarschijnlik waer Warenar wijf Winkel
Popular passages
Page 21 - Hoe vaeren dese witte-broots Keyeren met heur Jachten uyt, Hoe heerlijck doet hem de stad op, met al die nieuwe huysen. Dit hiele landt, hoor ick, wert gehouwen met dycken en met sluysen, 't Is wongder, niet waer, hoe fray...
Page lxvii - Because my testicles have been dangling loose like that for thirty years now, and they've never yet fallen off. "48 CONCLUSIO Visum est mihi eum quoque nostris confabulationibus locum adjicere, in quo plures earum, tanquam in scena, recitatae sunt. Is est Bugiale nostrum, hoc est, mendaciorum veluti officina quaedam, olim a Secretariis institutum, jocandi gratia.
Page xliv - Het zyn de beste schilders die 't leven naast komen, en niet de gene die voor een geestich dingh houden het stellen der standen buyten de nature, en het wringhen en buygen der geleden en ghebeenderen, die sy vaack te onredelick en buyten de loop des behoorlickheyts opschorten en ommecrommen.
Page iii - t lijf, wiens geest in schertsen munten wt, En met veel boertery steeds swanger ging van herssen, Wien Charon willig voert om sunst in d'oude schuyt, Vermits de zieltjens droef noch lachten om zijn farcen.
Page xliii - Vader, die wel eer een sonderlinge wellustigheyt l) uyt der Boeren ommegang haalde, welcker boertighe treckjes sy op het levendigste na spelen en spreken sullen, indien ghy haar niet steurt noch en verkort in haer eygenschap van uytspraac: de oude Aemsteldamsche en Waterlandsche Taal hebben sy so nagekomen als haar onse (doch te luttel) letteren toelieten.
Page 12 - t is ien lust, ast hier vol volckx en so wat drock,, is: Hy, myn wijf die ken so koken, ie loof niet datter noch sukken koek,, is, Ick segh altemet, Moer, 't is wongder kijnt, datje so keunt ! Ja seydse: voor niet en heb ick niet by Stijn de braetster eweunt.
Page 18 - t brood wel uyt de schimmel houwen, 't Is een goet etend gesel, en hy siet wonder gaeren vrouwen. 335 Hy mach zyn natge en zyn drooghje wel, hy eet al Coorentje groen, Kan Lange Dirck wat winnen, Piet Quist-goed selt wel verdoen, Gelijck as Jelis Francxsz Licht-hart, ginder op S.
Page lxiv - Tousjors ne l'en soit siens le pire, Et ausi fist il le mannier, Qui en demoura cunquiet, Mais ne me chaut, chou fu raisons. Et li Baillius a tout semons Les escuiers et les puceles, Les chevaliers, les dames bieles; Si a fait mangier le porciel A grant joie et à reviel. ENGERRANS, li clers, ki d'Oisi A esté et nés et nori, Ne vaut pas ke...
Page xliv - Lands-luyden, doorsoeken, en op haar eyghen in-vallen en inbeeldingen onversettelijcke kercken bouwen, die dickwils nae wat onder-gravens lichtelijck daer henen storten en vallen. Wat my belangt, ick heb anders geen Boeck geleert als het Boeck des gebruycx, so ick dan door onwetenheydt der uytlandscher spraken, wetenschappen, en konsten hebbe gedoolt: verschoont my ongeleerde Lekebroeder, en geeft den Duytsche wat toe: want ick heb als een schilder, de schilder-achtige spreucke...
Page xliii - Het is myn alleens, of ick van een machtich Coning of van een arm Bedelaer leer de kennisse van mijn moeders tale, en of de woorden uyt het vuylnis-vat of uyt de cierlijckste en grootste Schat-kamers van de werelt komen: doch moet my elck na haer waarde goude, silveren en koperen gelde verstrecken.